.
Berekent de horizontale afstand tot de stroom voor elke cel van het raster, neerwaarts verplaatsend overeenkomstig het D8 stroommodel, totdat een stroom van een cel van het raster wordt tegengekomen.
Deze invoer is een raster van stroomrichtingen die zijn gecodeerd met behulp van de methode D8 waarbij alle stroom vanuit een cel naar één enkele buurcel gaat in de richting van de steilste afdaling. Dit raster kan worden verkregen als de uitvoer van het gereedschap “D8 Stroomrichtingen”.
Een raster dat stromen aangeeft. Een dergelijk raster kan worden gemaakt door verscheidene gereedschappen in de verzameling “Stroomnetwerk-analyse”. Echter, de gereedschappen in de verzameling “Stroomnetwerk-analyse” maakt alleen rasters met een waarde van 0 voor geen stroom, of 1 voor stroomcellen. Dit gereedschap kan ook rasters accepteren met waarden groter dan 1, die in samenwerking kunnen worden gebruikt met de parameter Drempel om de locatie van stromen te bepalen. Dit maakt het mogelijk dat rasters deelnemend gebied worden gebruikt om stromen te definiëren als ook de normale Stroomrasters. Dit raster verwacht waarden geheel getal (long integer) en alle niet geheel getal-waarden zullen worden worden afgekort tot een geheel getal voordat zij worden geëvalueerd.
Deze waarde acteert als drempel voor het Stroomraster om de locatie van de stromen te bepalen. Cellen met een waarde Stroomraster groter dan of gelijk aan de waarde van de Drempel worden geïnterpreteerd als stromen.
Standaard: 50
Een raster dat de horizontale afstand geeft langs het stroompad, zoals gedefinieerd door het raster D8 stroomrichtingen tot de stromen in het Stroomraster.
processing.runalg('taudem:d8distancetostreams', -p, -src, -thresh, -dist)
Identificeert een door een lawine beïnvloed gebied en de lengte van het stroompad tot elke cel in dat beïnvloede gebied. Alle neerwaartse cellen vanuit elke broncel, tot aan het punt waar de helling van de bron kleiner is dan een hoek als drempel, Alfahoek genoemd, kan in het beïnvloede gebied liggen. Dit gereedschap gebruikt de methode D-oneindigheid stroomrichting voor het bepalen van de stroomrichting. Dit zal er waarschijnlijk voor zorgen dat zeer kleine hoeveelheden stroom worden verspreid over enkele neerwaartse cellen die het beïnvloede gebied groter maken, dus een drempel als proportie kan worden ingesteld om deze overmatige verspreiding te vermijden. De lengte van het stroompad is de afstand van de betrokken cel tot de broncel die de grootste hoek heeft.
Alle neerwaartse punten vanaf het brongebied liggen potentieel in het beïnvloede gebied, maar niet voorbij een punt waar de helling vanaf de bron tot het beïnvloede gebied kleiner is dan een hoek als drempel, genaamd de Alfahoek.
Helling dient te worden gemeten met behulp van de afstand in een rechte lijn vanaf het bronpunt tot het punt van evaluatie.
Voor mij is het fysiek logischer dat de te meten hoek wordt gemeten langs het stroompad. Niettegenstaande dat is net zo eenvoudig om hoeken voor rechte lijnen te coderen als hoeken langs het stroompad, dus zal een optie die het mogelijk maakt te schakelen beschikbaar worden gesteld. De meest praktische manier om de uitloop van een lawine te evalueren is om het bronpunt met de grootste hoek tot elk punt bij te houden. Dan zal de algebraïsche benadering van recursieve opwaartse stroom kijken naar een cel van het raster en alle opwaartse buren daarvan die erin stromen. Informatie van de opwaartse buren zal worden gebruikt om de hoek naar de betrokken cel te berekenen en die behouden in de zone van de uitloop als de hoek groter is dan de Alfahoek. Deze procedure neemt aan dat de maximale hoek voor een cel van het raster uit de verzameling cellen zal komen die maximale hoeken hebben naar de instromende buren. Dit zal altijd waar zijn als de hoek wordt berekend langs een stroompad, maar ik kan gevallen bedenken waar stroompaden terug buigen op zichzelf, waar dit niet het geval zou zijn voor hoeken van rechte lijnen.
Het veld D-oneindigheid meerdere stroomrichtingen wijst de stroom toe vanuit elke cel van het raster aan meerdere neerwaartse buren met behulp van proporties (Pik) die variëren tussen 0 en 1 en sommeren tot 1 voor alle stromen die een cel van het raster uitgaan. het kan gewenst zijn een drempelwaarde T te specificeren die deze proportie moeten overschrijden voordat een cel wordt geteld als stromend naar een neerwaartse cel van het raster, bijv. Pik > T (zeg =0.2) om verspreiding naar cellen die heel weinig stroom krijgen te vermijden. T zal worden gespecificeerd als een invoer door ene gebruiker. Als alle opwaartse celen van het raster moeten worden gebruikt kan T worden ingevoerd als 0.
Bronnen van lawines moeten worden ingevoerd als een klein geheel getal-raster (naam achtervoegsel *ass, bijv. demass) samengesteld uit positieve waarden waar lawines kunnen worden geactiveerd en waarden 0 elders.
De volgende rasters zijn uitvoer:
rz — Een indicator voor de uitloopzone met waarde 0 om aan te geven dat deze cel van het raster niet in de uitloopzone ligt en waarde > 0 om aan te geven dat deze cel van het raster wel in de uitloopzone ligt. Omdat er informatie kan zijn in de hoek naar de geassocieerde bron, zal deze variabele worden toegewezen aan de hoek naar de bron (in graden)
dm — Afstand langs de stroom van de bron die de grootste hoek tot het betrokken punt heeft
Een raster dat de stroomrichting geeft volgens de methode D-oneindigheid. Stroomrichting wordt gemeten in radialen, tegen de wijzers van de klok in vanuit Oost. Dit kan worden gemaakt door het gereedschap “D-oneindigheid stroomrichtingen”.
Deze invoer is een raster van hoogtewaarden. Als algemene regel wordt aanbevolen dat u een raster met hoogtewaarden gebruikt waarin de gaten zijn verwijderd voor deze invoer. Van gaten wordt in het algemeen aangenomen dat het artefacten zijn die interfereren met de analyse van de stroom rondom hen. Dit raster kan worden verkregen als de uitvoer van het gereedschap “Gaten verwijderen”, in welk geval het hoogtewaarden bevat waarvan de gaten zijn verwijderd tot het punt waarop zij nog net afvoeren.
Dit is een raster van brongebieden voor sneeuwlawines die gewoonlijk handmatig geïdentificeerd worden met behulp van een mix van ervaring en visuele interpretatie van kaarten. Bronnen van lawines moeten worden ingevoerd als een klein geheel getal-raster (naam achtervoegsel *ass, bijv. demass) samengesteld uit positieve waarden waar lawines kunnen worden geactiveerd en waarden 0 elders.
Deze waarde is een drempel proportie die wordt gebruikt om de verspreiding van de stroom, veroorzaakt door het gebruiken van de methode D-oneindigheid meerdere stroomrichtingen, te beperken. De methode D-oneindigheid meerdere stroomrichtingen zorgt er vaak voor dat zeer kleine hoeveelheden stroom worden verspreid over enkele neerwaartse cellen die het beïnvloede gebied groter maken, dus een drempel als proportie kan worden ingesteld om deze overmatige verspreiding te vermijden.
Standaard: 0.2
Deze waarde is de drempelhoek, de Alfahoek genaamd, die wordt gebruikt om te bepalen welke van de neerwaartse cellen vanaf de broncel in het beïnvloede gebied liggen. Alle neerwaartse punten vanaf het brongebied liggen potentieel in het beïnvloede gebied, Alleen de neerwaartse cellen vanuit elke cel in het brongebied tot aan het punt waar de helling vanaf de bron kleiner is dan een hoek als drempel in het beïnvloede gebied.
Standaard: 18
Deze optie selecteert de gebruikte methode om de afstand te meten die wordt gebruikt om de hoek van de helling te berekenen. Als de optie True is dan wordt het gemeten langs het stroompad, waar de optie False er voor zorgt dat de helling wordt gemeten langs de afstand voor de rechte lijn vanaf de broncel tot aan de te evalueren cel.
Standaard: True
Dit raster identificeert het uitloopgebied van de lawine (het beïnvloede gebied) met behulp van een indicator voor de uitloopzone met waarde 0 om aan te geven dat deze cel van het raster niet in de uitloopzone ligt en waarde > 0 om aan te geven dat deze cel van het raster wel in de uitloopzone ligt. Omdat er informatie kan zijn in de hoek naar de geassocieerde bron, zal deze variabele worden toegewezen aan de hoek naar de bron (in graden)
Dit is een raster van de afstand langs de stroom van de bron die de grootste hoek tot elke cel heeft
processing.runalg('taudem:dinfinityavalancherunout', -ang, -fel, -ass, -thresh, -alpha, -direct, -rz, -dfs)
Deze functie is van toepassing voor de situatie waarin een onbeperkte aanvoer van een substantie wordt geladen in een stroom met een drempel voor concentratie of oplosbaarheid Csol over een regio die wordt aangegeven door een raster met indicaties (dg). Het is een raster van de concentratie van een substantie op elke locatie in het domein, waar de aanvoer van een substantie uit een aanvoergebied wordt geladen in een stroom met een drempel voor concentratie of oplosbaarheid. De stroom wordt eerst berekend als een D-oneindigheid gewogen deelnemend gebied van een invoer Effectief uitlopend gewogen raster (waarneembare overschrijding van neerslag). De concentratie van de substantie over het aanvoergebied (raster met indicaties) is op de drempelwaarde voor de concentratie. Als de substantie zich neerwaarts verplaats met het veld D-oneindigheid stroom, is het in de eerste plaats onderwerp van verval door het verplaatsen van cel naar cel al ook van verdunning vanwege de wijzigingen in de stroom. Het raster verval vermenigvuldiging geeft de fractionele (eerste orde) reductie in kwantiteit bij het verplaatsen van rastercel x naar de volgende neerwaartse cel. Als het shapefile met afvoeren wordt gebruikt, evalueert het gereedschap alleen dat gedeelte van het domein dat stroom bijdraagt aan de locaties die worden verschaft door het shapefile. Dit is handig voor het volgend van een verontreiniger of een stof vanuit ene gebied met onbeperkte aanvoer van die stof die wordt geladen in een stroom met een drempelwaarde voor concentratie of oplosbaarheid over een zone en stroom van de zone kan onderwerp zijn van verval of verdunning.
Het raster met indicaties (dg) wordt gebruikt om het gebied te karakteriseren van de aanvoer van de substantie met behulp van de indicatie (0, 1) functie i(x). A[] is de operator voor de gewogen accumulatie, geëvalueerd met behulp van de functie D-oneindigheid deelnemend gebied. Het raster Effectieve gewogen uitloop geeft de aanvoer naar de stroom aan (bijv. de excessieve regenval als dit een stroom over land is) vermeld als w(x). De specifieke afgifte wordt dan gegeven door:
Q(x)=A[w(x)]
Deze gewogen accumulatie Q(x) wordt uitgevoerd als hert raster Over land stroomspecifieke afgifte. In het aanvoergebied van de substantie is de concentratie op de drempelwaarde (de drempel is een grens voor verzadiging of oplosbaarheid). Als i(x) = 1, dan
C(x) = Csol, and L(x) = Csol Q(x),
waar L(x) de lading is die wordt meegevoerd door de stroom. Op de resterende locaties wordt de lading bepaald door accumulatie van de lading en de concentratie door verdunning:
Hier is d(x) = d(i, j) een vermenigvuldigingsfactor voor verval die de fractionele (eerste orde) reductie in massa geeft bij het verplaatsen van rastercel x naar de volgende neerwaartse cel. Als verplaatsing (of stilstand) maal t(x) geassocieerd met de stroom tussen cellen beschikbaar zijn, kan d(x) worden geëvalueerd als exp(-k t(x)) waar k een parameter is voor het verval van de eerste orde. De uitvoer Concentratie-raster is C(x). Als het shapefile met afvoeren wordt gebruikt, evalueert het gereedschap alleen dat gedeelte van het domein dat stroom bijdraagt aan de in het shapefile vermelde locaties.
Handig voor het volgen van een losgelaten verontreiniger of gedeeltelijke stroom met een vaste drempelwaarde voor concentratie.
Een raster dat de stroomrichting geeft volgens de methode D-oneindigheid. Stroomrichting wordt gemeten in radialen, tegen de wijzers van de klok in vanuit Oost. Dit raster kan worden gemaakt door het gereedschap “D-oneindigheid stroomrichtingen”.
Een raster dat de doelzone van het gebied aangeeft van de aanvoer van de substantie. Dit raster moet 1 zijn binnen de zone en 0 of GEEN GEGEVENS voor de rest van het domein.
Een raster dat de factor geeft waarmee de stroom die elke cel van het raster verlaat wordt vermenigvuldigt vóór accumulatie op neerwaartse cellen van het raster. Dit kan worden gebruikt om de verplaatsing van een verdunnende of vervallende substantie te simuleren. Als verplaatsing (of stilstand) maal t(x) geassocieerd met de stroom tussen cellen beschikbaar zijn, kan d(x) worden geëvalueerd als exp(-k t(x)) waar k een parameter is voor het verval van de eerste orde.
Een raster dat de kwantiteit voor de invoer geeft (waarneembare effectieve uitloop of overmatige neerslag) die moet worden gebruikt in de evaluatie van de D-oneindigheid gewogen deelnemend gebied van Over land stroomspecifieke afgifte.
Optioneel.
Deze optionele invoer is een punt-shapefile dat de interessante afvoerpunten definieert. Als het bestand wordt gebruikt, zal het gereedschap alleen het hoger gelegen gebied voor deze afvoeren evalueren.
De drempel voor concentratie of oplosbaarheid. In het aanvoergebied van de substantie is concentratie op de drempelwaarde.
Standaard: 1.0
Deze optie bepaalt of het gereedschap moet controleren op besmetting van randen. Besmetting van randen wordt gedefinieerd als de mogelijkheid dat een waarde ondergewaardeerd kan worden vanwege het feit dat cellen voor het raster buiten het domein niet in overweging worden genomen bij het bepalen van het deelnemende gebied.
Standaard: True
Een raster dat de resulterende concentratie van de betreffende stof in de stroom aangeeft.
processing.runalg('taudem:dinfinityconcentrationlimitedaccumulation', -ang, -dg, -dm, -q, -o, -csol, -nc, -ctpt)
Het gereedschap D-oneindigheid accumulatie van verval maakt een raster van de geaccumuleerde kwantiteit op elke locatie in het domein waar de kwantiteit accumuleert met het veld D-oneindigheid stroom, maar onderwerp is van verval in de eerste orde bij het verplaatsen van cel naar cel. Standaard is de bijdrage aan de kwantiteit van elke cel in het raster de lengte van de cel die een per eenheid brede accumulatie geeft, maar kan optioneel worden uitgedrukt in een gewogen raster. Het raster vermenigvuldigingsfactor verval geeft de fractionele (eerste orde) reductie in kwantiteit, geaccumuleerd vanaf rastercel x naar de volgende neerwaartse cel.
De operator voor accumulatie van het verval DA[.] neemt als invoer een veld voor het laden van massa m(x), uitgedrukt op elke locatie van het raster als m(i, j) waarvan wordt aangenomen dat die verplaatst met het stroomveld, maar onderwerp is van verval in de eerste orde bij het verplaatsen van cel naar cel. De uitvoer is de geaccumuleerde massa op elke locatie DA(x). De accumulatie van m in elke cel van het raster kan numeriek worden geëvalueerd.
Hier is d(x) = d(i, j) een vermenigvuldigingsfactor voor verval die de fractionele (eerste orde) reductie in massa geeft bij het verplaatsen van rastercel x naar de volgende neerwaartse cel. Als verplaatsing (of stilstand) maal t(x) geassocieerd met de stroom tussen cellen beschikbaar zijn, kan d(x) worden geëvalueerd als exp(-k t(x)) waar k een parameter is voor het verval van de eerste orde. Het gewogen raster wordt gebruikt om de lading van de massa m(x) uit te drukken. Indien niet gespecificeerd wordt 1 genomen. Als het shapefile met afvoeren wordt gebruikt, evalueert het gereedschap alleen dat gedeelte van het domein dat stroom bijdraagt aan de in het shapefile vermelde locaties.
Handig voor het volgen van verontreiniger of stof die onderwerp zijn van verval of verdunning.
Een raster dat de stroomrichting geeft volgens de methode D-oneindigheid. Stroomrichting wordt gemeten in radialen, tegen de wijzers van de klok in vanuit Oost. Dit raster kan worden gemaakt door het gereedschap “D-oneindigheid stroomrichtingen”.
Een raster dat de factor geeft waarmee de stroom die elke cel van het raster verlaat wordt vermenigvuldigt vóór accumulatie op neerwaartse cellen van het raster. Dit kan worden gebruikt om de verplaatsing van een verdunnende of vervallende substantie te simuleren.
Optioneel.
Een raster dat wegingen (ladingen) weergeeft die moeten worden gebruikt in de accumulatie. Als dit optionele raster niet wordt gespecificeerd, worden wegingen genomen als de lineaire grootte van een cel van het raster om een per eenheid brede accumulatie te geven.
Optioneel.
Deze optionele invoer is een punt-shapefile dat de interessante afvoerpunten definieert. Als het bestand wordt gebruikt, zal het gereedschap alleen het hoger gelegen gebied voor deze afvoeren evalueren.
Deze optie bepaalt of het gereedschap moet controleren op besmetting van randen. Besmetting van randen wordt gedefinieerd als de mogelijkheid dat een waarde ondergewaardeerd kan worden vanwege het feit dat cellen voor het raster buiten het domein niet in overweging worden genomen bij het bepalen van het deelnemende gebied.
Standaard: True
Het gereedschap D-oneindigheid accumulatie van verval maakt een raster van de geaccumuleerde massa op elke locatie in het domein waarin massa verplaatst met het veld D-oneindigheid stroom, maar onderwerp is van verval van de eerste orde bij het verplaatsen van cel naar cel.
processing.runalg('taudem:dinfinitydecayingaccumulation', -ang, -dm, -wg, -o, -nc, -dsca)
Berekent de afstand stroomafwaarts naar een stroom met behulp van het D-oneindigheid stroommodel. Het stroommodel D-oneindigheid is een model voor meerdere stroomrichtingen, omdat de uitstroom uitstroom van elke cel van het raster geproportioneerd tussen twee neerwaartse cellen van het raster. Daarom wordt de afstand van een cel van het raster tot een stroom niet uniek gedefinieerd. Stroom die afkomstig is uit een bepaalde cel van het raster kan in de stroom komen in een aantal cellen. De statistische methode kan worden geselecteerd als de langste (maximum), kortste (minimum) of gewogen gemiddelde van de afstand neerwaarts naar de stroom. ook kan een van verscheidene manieren voor het meten van de afstand kan worden geselecteerd: het totale pad in een rechte lijn (Pythagoras), de horizontale component van het pad van de rechte lijn, de verticale component van het pad van de rechte lijn, of het pad van de stroom over het totale oppervlak.
Een raster dat de stroomrichting geeft volgens de methode D-oneindigheid. Stroomrichting wordt gemeten in radialen, tegen de wijzers van de klok in vanuit Oost. Dit kan worden gemaakt door het gereedschap “D-oneindigheid stroomrichtingen”.
Deze invoer is een raster van hoogtewaarden. Als algemene regel wordt aanbevolen dat u een raster met hoogtewaarden gebruikt waarin de gaten zijn verwijderd voor deze invoer. Van gaten wordt in het algemeen aangenomen dat het artefacten zijn die interfereren met de analyse van de stroom rondom hen. Dit raster kan worden verkregen als de uitvoer van het gereedschap “Gaten verwijderen”, in welk geval het hoogtewaarden bevat waarvan de gaten zijn verwijderd tot het punt waarop zij nog net afvoeren.
Dit raster geeft de locatie van stromen aan, met een celwaarde 1 voor stromen en 0 voor buiten stromen. Dit bestand wordt geproduceerd door verscheidene gereedschappen in de set met gereedschappen “Stroomnetwerk-analyse”.
Optioneel.
Een raster dat de wegingen (ladingen) weergeeft die moeten worden gebruikt in de berekening van de afstand. Dit zou bijvoorbeeld kunnen worden gebruikt waar alleen een stroomafstand door een buffer moet worden berekend. De weging is dan 1 in de buffer en 0 daarbuiten. Als alternatief kan de weging enkele soort functie van kosten voor verplaatsen over het oppervlak weergeven, misschien de reistijd of verdunning van een proces weergevend. Als dit invoerbestand niet wordt gebruikt, wordt aangenomen dat de ladingen één voor elke cel in het raster zijn.
Statistische methode gebruikt om de afstand stroomafwaarts te meten. In het model D-oneindigheid is de uitstroom van elke cel van het raster geproportioneerd tussen twee neerwaartse cellen van het raster. daarom wordt de afstand van een cel van het raster tot een stroom niet uniek gedefinieerd. Stroom die afkomstig is uit een bepaalde cel van het raster kan in de stroom komen in een aantal cellen. De afstand tot de stroom kan worden gedefinieerd als de langste (maximum), kortste (minimum) of gewogen gemiddelde van de afstand neerwaarts naar de stroom.
Opties:
2 — Gemiddelde
Standaard: 2
De methode voor de afstand die wordt gebruikt voor het berekenen van de neerwaartse afstand naar de stroom. Eén van de verscheidene manieren om afstand te meten kan worden geselecteerd: het pad van de totale rechte lijn (Pythagoras), de horizontale component van het pad van de rechte lijn (horizontaal), de verticale component van het pad van de rechte lijn (verticaal), of het totale oppervlak stroompad (oppervlak).
Opties:
1 — Horizontaal
2 — Verticaal
3 — Oppervlak
Standaard: 1
Een vlag die bepaalt of het gereedschap moet controleren op besmetting van randen. Dit wordt gedefinieerd als de mogelijkheid dat een waarde van een deelnemend gebied ondergewaardeerd kan zijn wegens het feit dat rastercellen buiten het domein niet worden meegeteld. In de context van Afstand neerwaarts komt dit voor als een deel van een neerwaarts getraceerd stroompad vanuit een cel van het raster het domein verlaat zonder een stroomcel te bereiken. Met Besmetting van randen controleren geselecteerd herkent het algoritme dit en rapporteert “Geen gegevens” als resultaat. Dit is het gewenste effect en geeft aan dat het deelnemende gebied voor deze cellen van het raster onbekend zijn wegens het feit dat het afhankelijk is van terrein buiten het domein voor beschikbare gegevens. Controle van besmetting van randen kan worden uitgeschakeld in die gevallen waarvan u weet dat het geen probleem is of u de afstand alleen wilt evalueren met behulp van de delen van stroompaden die eindigen in een stroom.
Standaard: True
Raster dat de afstand tot stroom bevat die is berekend met behulp van het D-oneindigheid stroommodel en de gekozen statistische en pad-methoden.
processing.runalg('taudem:dinfinitydistancedown', dinf_flow_dir_grid, pit_filled_grid, stream_grid, weight_path_grid, stat_method, dist_method, edge_contam, dist_down_grid)
Dit gereedschap berekent de afstand vanaf elke cel in het raster tot de cellen aan de rand langs de omgekeerde D-oneindigheid stroomrichtingen. Cellen aan de rand worden gedefinieerd als cellen van het raster die geen bijdrage ontvangen van cellen in het raster die hoger liggen. Gegeven de convergentie van meerdere stroompaden voor enige cel in het raster, kan een bepaalde cel meerdere cellen aan de rand in opwaartse richting hebben. Er zijn drie statistische methoden die dit gereedschap kan gebruiken: maximum afstand, minimum afstand en verwacht gemiddelde van de stroom over deze stroompaden. Een variant op bovenstaande is om alleen cellen van het raster in overweging te nemen die een stroom bijdragen met een proportie die groter is dan een door de gebruiker opgegeven drempelwaarde (t) om te worden beschouwd als opwaarts gelegen ten opzichte van een bepaalde cel van het raster. Instellen van t=0.5 zou resulteren in slechts één stroompad vanuit een cel van het raster en zou het resultaat geven dat equivalent is aan een D8 stroommodel, in plaats van het D-oneindigheid stroommodel, waar de stroom is geproportioneerd tussen twee lager gelegen cellen van het raster. Tenslotte zijn er verschillende andere optionele paden die kunnen worden gemeten: het pad van de totale rechts lijn (Pythagoras), de horizontale component van het pad van de rechte lijn, de verticale component van het pad van de rechte lijn, of het totale oppervlak stroompad.
Een raster dat de stroomrichting geeft volgens de methode D-oneindigheid. Stroomrichting wordt gemeten in radialen, tegen de wijzers van de klok in vanuit Oost. Dit kan worden gemaakt door het gereedschap “D-oneindigheid stroomrichtingen”.
Deze invoer is een raster van hoogtewaarden. Als algemene regel wordt aanbevolen dat u een raster met hoogtewaarden gebruikt waarin de gaten zijn verwijderd voor deze invoer. Van gaten wordt in het algemeen aangenomen dat het artefacten zijn die interfereren met de analyse van de stroom rondom hen. Dit raster kan worden verkregen als de uitvoer van het gereedschap “Gaten verwijderen”, in welk geval het hoogtewaarden bevat waarvan de gaten zijn verwijderd tot het punt waarop zij nog net afvoeren.
Deze invoer is een raster van waarden voor de helling. Deze worden gemeten als verval/afstand en het wordt meestal verkregen als uitvoer van het gereedschap “D-oneindigheid stroomrichtingen”.
Statistische methode gebruikt om de afstand stroomafwaarts te meten. In het model D-oneindigheid is de uitstroom van elke cel van het raster geproportioneerd tussen twee neerwaartse cellen van het raster. daarom wordt de afstand van een cel van het raster tot een stroom niet uniek gedefinieerd. Stroom die afkomstig is uit een bepaalde cel van het raster kan in de stroom komen in een aantal cellen. De afstand tot de stroom kan worden gedefinieerd als de langste (maximum), kortste (minimum) of gewogen gemiddelde van de afstand neerwaarts naar de stroom.
Opties:
2 — Gemiddelde
Standaard: 2
De methode voor de afstand die wordt gebruikt voor het berekenen van de neerwaartse afstand naar de stroom. Eén van de verscheidene manieren om afstand te meten kan worden geselecteerd: het pad van de totale rechte lijn (Pythagoras), de horizontale component van het pad van de rechte lijn (horizontaal), de verticale component van het pad van de rechte lijn (verticaal), of het totale oppervlak stroompad (oppervlak).
Opties:
1 — Horizontaal
2 — Verticaal
3 — Oppervlak
Standaard: 1
De parameter Drempel proportie waar alleen cellen van het raster die stroom bijdragen met een proportie die groter is dan de door de gebruiker gespecificeerde drempel (t) wordt beschouwd opwaarts te zijn van een opgegeven cel van het raster. Instellen van t=0.5 zou resulteren in slechts één stroompad vanuit een cel van het raster en zou het equivalente resultaat geven voor een D8 stroommodel, in plaats van het D-oneindigheid stroommodel, waar de stroom is geproportioneerd tussen twee neerwaarts gelegen cellen van het raster.
Standaard: 0.5
Een vlag die bepaalt of het gereedschap moet controleren op besmetting van randen. Dit wordt gedefinieerd als de mogelijkheid dat een waarde wordt ondergewaardeerd vanwege het feit dat cellen voor het raster buiten het domein niet worden meegeteld.
Standaard: True
Raster dat de afstanden tot de opwaarts gelegen rand bevat, berekend met het D-oneindigheid stroommodel en de gekozen statistische en pad-methoden.
processing.runalg('taudem:dinfinitydistanceup', dinf_flow_dir_grid, pit_filled_grid, slope_grid, stat_method, dist_method, threshold, edge_contam, dist_up_grid)
Dit werkt op een soortgelijke manier als de evaluatie van het gewogen deelnemend gebied, met het verschil dat de accumulatie plaatsvindt door propagatie van de gewogen ladingen opwaarts langs de omgekeerde stroomrichtingen om de kwantiteit van de gewogen ladingen neerwaarts van elke cel van het raster te accumuleren. De functie rapporteert ook de maximumwaarde van de gewogen lading neerwaarts van elke cel in het raster Maximum neerwaarts.
Deze functie is ontworpen om het gevaar, ten gevolge van activiteiten die neerwaarts een effect zouden kunnen hebben, te evalueren en in kaart te brengen. Het voorbeeld is activiteiten in landbeheer die de uitloop verhogen. Uitloop is soms een sleutel voor landverschuivingen of stromen van puin, dus hier zou het gewogen raster genomen kunnen worden als een kaart voor stabiliteit van het terrein. De omgekeerde accumulatie verschaft dan een meting van de hoeveelheid onstabiel terrein neerwaarts vanuit elke cel van het raster, als een indicator van het gevaar voor activiteiten die uitloop zouden kunnen verhogen, zelfs hoewel er geen potentieel zou hoeven zijn voor enige lokale impact.
Een raster dat de stroomrichting geeft volgens de methode D-oneindigheid. Stroomrichting wordt gemeten in radialen, tegen de wijzers van de klok in vanuit Oost. Dit kan worden gemaakt door het gereedschap “D-oneindigheid stroomrichtingen”.
Een raster dat wegingen (ladingen)weergeeft die moeten worden gebruikt voor de accumulatie.
Het raster geeft het resultaat van de functie “Omgekeerde accumulatie”. Dit werkt op een soortgelijke manier als de evaluatie van het gewogen deelnemend gebied, met het verschil dat de accumulatie plaatsvindt door propagatie van de gewogen ladingen opwaarts langs de omgekeerde stroomrichtingen om de kwantiteit van de gewogen ladingen neerwaarts van elke cel van het raster te accumuleren.
Het raster geeft het maximum van het gewogen lading-raster neerwaarts van elke cel van het raster.
processing.runalg('taudem:dinfinityreverseaccumulation', -ang, -wg, -racc, -dmax)
Deze functie is ontworpen om het transport en achterlaten van een substantie (bijv. sediment) te berekenen, dat kan worden begrensd door zowel de aanvoer als de capaciteit van het stroomveld om het te transporteren. Deze functie accumuleert de vloeibare substantie (bijv. transport van sediment) onderwerp van de regel dat transport uit een cel van het raster het minimum is tussen aanvoer en transportcapaciteit, Tcap. De totale aanvoer in een cel van het raster wordt berekend als de som van het inkomende transport van hoger gelegen cellen van het raster, Tin, plus de lokale deelname aan de aanvoer, E (bijv. erosie). Deze functie voert ook het achterlaten uit, D, berekend als de totale aanvoer minus het actuele transport.
Hier is E de aanvoer. Tout in elke cel van het raster wordt Tin voor lager gelegen cellen in het raster en wordt gerapporteerd als Transportbegrensde accumulatie (tla). D is achtergelaten (tdep). De functie verschaft de optie om concentratie van een stof (verontreiniger) verkleefd met de getransporteerde substantie te evalueren. Dit wordt als volgt geëvalueerd:
Waar Lin de totale inkomende lading stof is en Cin en ``Tin``verwijzen naar de Concentratie en Transport die worden ingevoerd vanuit elke hoger gelegen cel van het raster.
If
else
waar Cs de concentratie is die lokaal wordt aangevoerd en het verschil in de tweede term aan de rechterkant vertegenwoordigt de aanvullende aanvoer vanuit de lokale cel van het raster. Dan,
bestaat Cout voor elke cel van het raster uit de uitvoer van het raster voor de concentratie vanuit deze functie.
Als het shapefile voor de afvoeren werd gebruikt evalueert het gereedschap alleen dat deel van het domein dat deelneemt in de stroom voor de locaties die worden opgegeven door het shapefile.
Transportbegrensde accumulatie is handig voor het modelleren van aflevering van erosie en sediment, inclusief de ruimtelijke afhankelijkheid van de ratio aflevering sediment en verontreiniger die verkleefd is met het sediment.
Een raster dat de stroomrichting geeft volgens de methode D-oneindigheid. Stroomrichting wordt gemeten in radialen, tegen de wijzers van de klok in vanuit Oost. Dit kan worden gemaakt door het gereedschap “D-oneindigheid stroomrichtingen”.
Een raster dat de aanvoer (lading) van een materiaal geeft voor een functie transportbegrensde accumulatie. In de toepassing voor erosie, zou dit raster de afname aan erosie, of aangevoerd sediment voor elke cel van het raster geven.
Een raster dat de transportcapaciteit voor elke cel van het raster geeft voor de functie transportbegrensde accumulatie. In de toepassing voor erosie zou dit raster de transportcapaciteit geven van de dragende stroom.
Een raster dat de concentratie van een van belang zijnde stof in de aanvoer geeft voor de functie transportbegrensde accumulatie. In de toepassing voor erosie, zou dit raster de concentratie van, zeg fosfor, verkleefd met het geërodeerde sediment geven.
Optioneel.
Deze optionele invoer is een punt-shapefile dat de interessante afvoerpunten definieert. Als het bestand wordt gebruikt, zal het gereedschap alleen het hoger gelegen gebied voor deze afvoeren evalueren.
Deze optie bepaalt of het gereedschap moet controleren op besmetting van randen. Besmetting van randen wordt gedefinieerd als de mogelijkheid dat een waarde niet kan worden bepaald vanwege het feit dat cellen voor het raster buiten het domein niet in overweging worden genomen bij het bepalen van het resultaat.
Standaard: True
Dit raster is de gewogen accumulatie van aanvoer, geaccumuleerd met inachtneming van de beperkingen in transportcapaciteit en rapporteert de transporthoeveelheid berekend door de vloeibare substantie te accumuleren onderworpen aan de regel dat het uitgaande transport van een cel van het raster het minimum is van de totale aanvoer (lokale aanvoer plus inkomend transport) voor die cel van het raster en de transportcapaciteit.
Een raster dat de achterlating geeft dat resulteert uit de transportbegrensde accumulatie. Dit is het residu van het inkomende transport voor elke cel van het raster minus de uitgaande transportcapaciteit van de cel van het raster. De achterlating word berekend als: inkomend transport + de lokale aanvoer - uitgaande transport.
Als een invoer concentratie in het aanvoer-raster is gegeven, dan is dit raster ook uitvoer en wordt de concentratie van een stof (verontreiniger) die is verkleefd of gebonden aan de getransporteerde substantie (bijv. sediment) berekend.
processing.runalg('taudem:dinfinitytransportlimitedaccumulation2', dinf_flow_dir_grid, supply_grid, capacity_grid, in_concentr_grid, outlets_shape, edge_contam, transp_lim_accum_grid, deposition_grid, out_concentr_grid)
Deze functie is ontworpen om het transport en achterlaten van een substantie (bijv. sediment) te berekenen, dat kan worden begrensd door zowel de aanvoer als de capaciteit van het stroomveld om het te transporteren. Deze functie accumuleert de vloeibare substantie (bijv. transport van sediment) onderwerp van de regel dat transport uit een cel van het raster het minimum is tussen aanvoer en transportcapaciteit, Tcap. De totale aanvoer in een cel van het raster wordt berekend als de som van het inkomende transport van hoger gelegen cellen van het raster, Tin, plus de lokale deelname aan de aanvoer, E (bijv. erosie). Deze functie voert ook het achterlaten uit, D, berekend als de totale aanvoer minus het actuele transport.
Hier is E de aanvoer. Tout in elke cel van het raster wordt Tin voor lager gelegen cellen in het raster en wordt gerapporteerd als Transportbegrensde accumulatie (tla). D is achtergelaten (tdep). De functie verschaft de optie om concentratie van een stof (verontreiniger) verkleefd met de getransporteerde substantie te evalueren. Dit wordt als volgt geëvalueerd:
Waar Lin de totale inkomende lading stof is en Cin en ``Tin``verwijzen naar de Concentratie en Transport die worden ingevoerd vanuit elke hoger gelegen cel van het raster.
If
else
waar Cs de concentratie is die lokaal wordt aangevoerd en het verschil in de tweede term aan de rechterkant vertegenwoordigt de aanvullende aanvoer vanuit de lokale cel van het raster. Dan,
bestaat Cout voor elke cel van het raster uit de uitvoer van het raster voor de concentratie vanuit deze functie.
Als het shapefile voor de afvoeren werd gebruikt evalueert het gereedschap alleen dat deel van het domein dat deelneemt in de stroom voor de locaties die worden opgegeven door het shapefile.
Transportbegrensde accumulatie is handig voor het modelleren van aflevering van erosie en sediment, inclusief de ruimtelijke afhankelijkheid van de ratio aflevering sediment en verontreiniger die verkleefd is met het sediment.
Een raster dat de stroomrichting geeft volgens de methode D-oneindigheid. Stroomrichting wordt gemeten in radialen, tegen de wijzers van de klok in vanuit Oost. Dit kan worden gemaakt door het gereedschap “D-oneindigheid stroomrichtingen”.
Een raster dat de aanvoer (lading) van een materiaal geeft voor een functie transportbegrensde accumulatie. In de toepassing voor erosie, zou dit raster de afname aan erosie, of aangevoerd sediment voor elke cel van het raster geven.
Een raster dat de transportcapaciteit voor elke cel van het raster geeft voor de functie transportbegrensde accumulatie. In de toepassing voor erosie zou dit raster de transportcapaciteit geven van de dragende stroom.
Optioneel.
Deze optionele invoer is een punt-shapefile dat de interessante afvoerpunten definieert. Als het bestand wordt gebruikt, zal het gereedschap alleen het hoger gelegen gebied voor deze afvoeren evalueren.
Deze optie bepaalt of het gereedschap moet controleren op besmetting van randen. Besmetting van randen wordt gedefinieerd als de mogelijkheid dat een waarde niet kan worden bepaald vanwege het feit dat cellen voor het raster buiten het domein niet in overweging worden genomen bij het bepalen van het resultaat.
Standaard: True
Dit raster is de gewogen accumulatie van aanvoer, geaccumuleerd met inachtneming van de beperkingen in transportcapaciteit en rapporteert de transporthoeveelheid berekend door de vloeibare substantie te accumuleren onderworpen aan de regel dat het uitgaande transport van een cel van het raster het minimum is van de totale aanvoer (lokale aanvoer plus inkomend transport) voor die cel van het raster en de transportcapaciteit.
Een raster dat de achterlating geeft dat resulteert uit de transportbegrensde accumulatie. Dit is het residu van het inkomende transport voor elke cel van het raster minus de uitgaande transportcapaciteit van de cel van het raster. De achterlating word berekend als: inkomend transport + de lokale aanvoer - uitgaande transport.
processing.runalg('taudem:dinfinitytransportlimitedaccumulation', dinf_flow_dir_grid, supply_grid, capacity_grid, outlets_shape, edge_contam, transp_lim_accum_grid, deposition_grid)
Het gereedschap D-oneindigheid afhankelijkheid helling opwaarts kwantificeert de hoeveelheid die elke cel van het raster in het domein bijdraagt aan een verzameling doelen van cellen in het raster. D-oneindigheid stroomrichtingen proportioneren de stroom vanuit elke cel van het raster tussen meerdere neerwaarts gelegen cellen in het raster. Volgend op dit neerwaartse stroomveld wordt de hoeveelheid stroom, afkomstig uit elke cel van het raster, die de doelzone bereikt gedefinieerd. Opwaartse invloed wordt geëvalueerd met behulp van een neerwaartse recursie, neerwaartse cellen in het raster vanuit elke cel van het raster onderzoekend,, zodat de geproduceerde kaart het opwaartse gebied identificeert waaruit de stroom die door de doelzone stroomt afkomstig is, of het gebied waarvan het afhankelijk is, voor zijn stroom.
De afbeeldingen hieronder illustreren de hoeveelheid die elk bronpunt in het domein x (blauw) bijdraagt aan het doelpunt of -zone y (rood). Als de indicatie functie Gewogen deelname gebied is genoteerd als I(y; x) wat de gewogen bijdrage een waarde voor eenheid geeft (1) vanuit specifieke cellen van het raster y naar cellen van het raster x, dan is de opwaartse afhankelijkheid: D(x; y) = I(y; x).
Dit is bijvoorbeeld handig om na te gaan waar een stroom of een aan een stroom gerelateerde substantie of verontreiniger dat een doelgebied binnenkomt vandaan zou kunnen komen.
Een raster dat de stroomrichting geeft met behulp van de methode D-oneindigheid waar de hoek van de stroomrichting wordt bepaald als de richting van de steilste neerwaartse helling op de acht driehoekige facetten die worden gevormd in een venster van 3x3-cellen van het raster gecentreerd in de betrokken cel van het raster. Dit raster kan worden geproduceerd met behulp van het gereedschap “D-oneindigheid stroomrichting”.
Een raster dat de doelzone codeert die de stroom van boven ontvangt. Dit raster moet 1 zijn binnen de zone y en 0 voor de rest van het domein.
Een raster dat de hoeveelheid kwantificeert die elk bronpunt in het domein bijdraagt aan de zone die wordt gedefinieerd door het doel-grid.
processing.runalg('taudem:dinfinityupslopedependence', -ang, -dg, -dep)
Dit gereedschap berekent een helling in een D8 neerwaartse richting, gemiddeld, over een door de gebruiker geselecteerde afstand. De afstand moet worden gespecificeerd in horizontale kaarteenheden.
Deze invoer is een raster van stroomrichtingen die zijn gecodeerd met behulp van de methode D8 waarbij alle stroom vanuit een cel naar één enkele buurcel gaat in de richting van de steilste afdaling. Dit raster kan worden verkregen als de uitvoer van het gereedschap “D8 Stroomrichtingen”.
Deze invoer is een raster van hoogtewaarden. Als algemene regel wordt aanbevolen dat u een raster met hoogtewaarden gebruikt waarin de gaten zijn verwijderd voor deze invoer. Van gaten wordt in het algemeen aangenomen dat het artefacten zijn die interfereren met de analyse van de stroom rondom hen. Dit raster kan worden verkregen als de uitvoer van het gereedschap “Gaten verwijderen”, in welk geval het hoogtewaarden bevat waarvan de gaten zijn verwijderd tot het punt waarop zij nog net afvoeren.
Parameter voor invoer van de neerwaartse afstand waarover de helling moet worden berekend (in horizontale kaarteenheden).
Standaard: 50
Deze uitvoer is een raster van een helling berekend in de D8 neerwaartse richting, gemiddeld over de geselecteerde afstand.
processing.runalg('taudem:slopeaveragedown', -p, -fel, -dn, -slpd)
Berekent de verhouding van de helling voor het specifieke opvanggebied (deelnemend gebied). Dit is algebraïsch gerelateerd aan de meer algemene ln(a/tan bèta) natheids-index, maar het deelnemend gebied staat in de noemer om fouten door delingen door 0 te vermijden als de helling 0 is.
Een raster van de helling. Dit raster kan worden gegenereerd met behulp van ofwel de gereedschappen “D8 stroomrichtingen” of “D-oneindigheid stroomrichtingen”.
Een raster dat de waarde voor het deelnemend gebied geeft voor elke cel, genomen als zijn eigen bijdrage plus de bijdrage van opwaarts gelegen buren die er in afvoeren. Het deelnemend gebied wordt geteld in termen van het aantal celen van het raster (of opgetelde wegingen). Dit raster kan worden gegenereerd met behulp van ofwel het gereedschap “D8 deelnemend gebied” of het gereedschap “D-oneindigheid deelnemend gebied”.
Een raster van de verhouding voor een specifiek opvanggebied (deelnemend gebied). Dit is algebraïsch gerelateerd aan de meer algemene ln(a/tan bèta) natheids-index, maar het deelnemend gebied staat in de noemer om fouten door delingen door 0 te vermijden als de helling 0 is.
processing.runalg('taudem:slopeoverarearatio', -slp, -sca, -sar)