Tot nu toe zijn geen van de wijzigingen, die wij aan de kaart hebben verricht, beïnvloed door de objecten die worden weergegeven. Met andere woorden, alle gebieden van het gebruik van het land zien er hetzelfde uit, en alle wegen zien er hetzelfde uit. Bij het kijken naar de kaart weten de kijkers niets over de wegen die zij zien; alleen dat er een weg met een bepaalde vorm in een bepaald gebied ligt.
Maar de gehele kracht van GIS is dat alle objecten die zichtbaar op de kaart staan ook attributen hebben. Kaarten in een GIS zijn niet slechts afbeeldingen. Zij vertegenwoordigen niet alleen objecten op locaties, maar ook informatie over deze objecten.
Het doel van deze les: De gegevens van attributen van een object verkennen en begrijpen waar de verschillende gegevens nuttig voor kunnen zijn.
Open de attributentabel voor de laag places (bekijk indien nodig het eerdere gedeelte “Werken met vectorgegevens”). Welk veld zou het meest nuttig zijn om weer te geven in de vorm van een label, en waarom?
U weet nu hoe u de attributentabel kunt gebruiken om te zien wat er echt in de gegevens staat die u gebruikt. Een gegevensset zal alleen nuttig voor u zijn als het de attributen heeft waar het u om gaat. Als u weet welke attributen u nodig heeft, kunt u snel beslissen of u een bepaalde gegevensset kunt gebruiken, of dat u naar een andere moet zoeken die wel de vereiste gegevens voor de attributen heeft.
Verschillende attributen zijn nuttig voor verschillende doeleinden. Sommige ervan kunnen direct als tekst worden weergegeven om door de gebruiker van de kaart te worden gezien. Hoe dit te doen leert u in de volgende les.