De Rasterberekeningen in het menu Raster stellen u in staat berekeningen uit te voeren op basis van bestaande raster-pixelwaarden (zie figure_raster_10). De resultaten worden weggeschreven naar een nieuw raster in een indeling die wordt ondersteund door GDAL.
Figure Raster 10:
De lijst Raster banden bevat alle geladen rasterlagen die kunnen worden gebruikt. Dubbelklik op de rasterlaag in de lijst om een raster toe te voegen aan het tekstvak Rasterberekeningen expressie. U kunt vervolgens de operatoren gebruiken om een expressie voor de berekening op te bouwen of u kunt deze rechtstreeks in het tekstvak typen.
In het gedeelte Resultaatlaag kunt u instellingen geven voor de resulterende rasterlaag. U kunt voor de grootte van het te berekenen gebied een rasterlaag of XY-coördinaten en Rijen en Kolommen gebruiken om de resolutie te bepalen voor de uitvoerlaag. Wanneer de te verwerken laag een andere resolutie heeft, dan zullen de waarden worden bepaald met het algoritme ‘Nearest neigbor’.
Het gedeelte Operatoren bevat alle operatoren die gebruikt kunnen worden. Dubbelklik op een operator om deze toe te voegen aan het tekstvak Rasterberekening expressie. Zowel wiskundige (+, -, *, ... ) als trigonometrische functies (sin, cos, tan, ... ) zijn beschikbaar!
Met het keuzevak Voeg resultaat toe aan project zal de resultaatlaag automatisch worden toegevoegd aan de legenda en kan deze zichtbaar worden gemaakt.
Hoogtewaarden van meter naar voet omzetten
Voor het omzetten van een hoogteraster van meters naar voet kunt u de omrekeningsfactor 3.28 gebruiken. De expressie is:
"elevation@1" * 3.28
Een uitknipmasker gebruiken
Wanneer u van een hoogterasterkaart dat deel wilt uitknippen dat boven 0 meter hoogte ligt – kunt u de volgende expressie gebruiken om in één keer een uitknipmasker te maken en het resultaat weg te schrijven naar een nieuwe rasterkaart.
("elevation@1" >= 0) * "elevation@1"
Met andere woorden: voor elke cel met een waarde groter dan of gelijk aan 0 wordt de waarde 1. Anders wordt de waarde 0. Daarmee maakt u een uitknipmasker.
Als u een raster wilt classificeren – bijvoorbeeld in twee hoogteklassen, kunt u de volgende expressie gebruiken om, in één stap, een raster te maken met twee waarden 1 en 2.
("elevation@1" < 50) * 1 + ("elevation@1" >= 50) * 2
Met andere woorden: voor elke cel kleiner dan 50 wordt zijn waarde ingesteld op 1. Voor elke cel groter dan of gelijk aan 50 wordt de waarde ingesteld op 2.
Dit gereedschap is in staat om meerdere rasters als invoer te gebruiken en ze perfect uit te lijnen, wat betekent:
opnieuw projecteren naar hetzelfde CRS,
opnieuw samplen naar dezelfde celgrootte en verschuiving in het raster,
een interessegebied te clippen,
waarden, indien nodig, opnieuw op schaal brengen,
Alle rasters zullen worden opgeslagen in andere bestanden.
Open eerst de gereedschappen via Raster ‣ Rasters uitlijnen... en klik op de knop Nieuw raster toevoegen om een bestaand raster in QGIS te selecteren. Selecteer een uitvoerbestand om het raster na het uitlijnen op te slaan, de methode voor opnieuw samplen en of de gereedschappen Waarden opnieuw schalen naar celgrootte moeten uitvoeren. U kunt Bestandsinstellingen bewerken en Een bestaand bestand verwijderen uit de lijst.
U kunt dan, in het hoofdvenster Rasters uitlijnen, één of meer opties kiezen:
De Referentilaag selecteren,
Naar een nieuw CRS transformeren,
Een andere Celgrootte instellen,
Een andere Grid verspringing instellen,
Tot bereik clippen,
Uitvoergrootte,
Uitgelijnde rasters toevoegen aan kaartvenster.